NOS: alle verdachten fraude aanbesteding Limburg vrijgesproken – Aanbestedingsnieuws

NOS: alle verdachten fraude aanbesteding Limburg vrijgesproken

NOS en Dagblad de Limburger berichten dat donderdag 21 december alle verdachten van fraude met de aanbesteding, een concessie voor railvervoer in Limburg, zijn vrijgesproken. Naast topman René de Beer gaat het ook onder meer om voormalig NS-directeur Hughes, wie een jaar straf boven het hoofd hing.

Een van de uitspraken, die van René de Beer, c.q. een anonieme directeur is al gepubliceerd. In de uitspraak is volgens het OM wettig en overtuigend bewezen dat zich schuldig heeft gemaakt aan het schenden van bedrijfsvertrouwelijke gegevens van Veolia, terwijl geheimhouding was opgelegd. De rechter gaat echter op dat bezwaar niet in, omdat de procesregels zijn geschonden.

In het vonnis is het OM deels niet-ontvankelijk verklaard, precies terzake van omkoping. Dat is ook mede op suggestie van het OM. Uit het vonnis blijkt dat het proces heel slordig is gegaan. Allereerst stelt de rechter, met de verdediging, vast dat de verbalisant na de aangifte buiten de aangever om heeft gewijzigd, op zo’n manier dat het niet meer waar was.

In de aangifte stond verder het relevante wetsartikel over bedrijfsgeheimen verkeerd genoteerd. Daarnaast  was de aangever, als HR-functionaris, niet bevoegd tot het doen van de klacht, nu zij geen bestuurder van de onderneming was en ook niet door het bestuur gemachtigd was. (Ook was de opsporingsambtenaar hoofdagent, terwijl de hulpofficier van justitie bevoegd was tot het ontvangen van de klacht.

Het verwijt was, populair gezegd, dat de verdachte (de Beer) de informatie over het bedrijf 5 (Red AN: Veolia) heeft verstrekt in ruil voor een mooi baantje. Dus tijdens zijn werkzaamheden als concessiedirecteur bij Veolia heeft hij al een gift of belofte gekregen, tenminste volgens het OM.

Opvallende passages:

De rechtbank stelt voorop dat naar haar oordeel uit het enkele gegeven dat partijen er voor hebben gekozen om via een samenstel van overeenkomsten aan het zicht te onttrekken dat gehandeld werd in strijd met een non-concurrentiebeding – wat daar vanuit civielrechtelijk oogpunt beschouwd ook van zij – nog niet valt af te leiden dat deze aldus gecreëerde juridische constructie niet de weergave van een reëel bestaande juridische werkelijkheid is.

(red AN, de juridische werkelijkheid… as opposed to en aanvullend op de werkelijke werkelijkheid)

 

en ongenummerd:

Vast staat immers dat [verdachte] feitelijk pas met ingang van 1 mei 2014 werkzaamheden is gaan verrichten in het aanbestedingsteam, dat wil zeggen op een moment waarop het dienstverband met [bedrijf 3] een einde had genomen. Het door [verdachte] verrichten van werkzaamheden ten behoeve van het aanbestedingsteam (en het als gevolg daarvan mogelijk overtreden van het non-concurrentiebeding) kan reeds daarom niet worden gekwalificeerd als een doen of nalaten “in zijn betrekking”, te weten in de uitoefening van zijn functie als directeur van [bedrijf 5] , aangezien [verdachte] ten tijde van die werkzaamheden niet langer bij [bedrijf 5] werkzaam was.

Door de slordigheid en stelligheid van het OM, en het opvallende uitblijven van een persbericht bij de vrijspraak kan je je afvragen of het OM al zo’n vermoeden had. Maar dat blijft gissen.

Bron: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBOBR:2017:6647

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *