“Als goede mannen naar billijkheid”: verkeerd criterium
Laatst geupdate op juli 13, 2021 door redactie
De provincie Noord-Holland heeft Boskalis een weg laten aanleggen, de N207 en die zit nu vol met zwarte vlekken. Dus had de provincie Boskalis voor de Raad van Arbitrage voor de Bouw gesleept en die stelde de provincie in het gelijk. Die uitspraak is nu voor het gerecht gekomen en die oordeelt niet mals over de arbiters. Die vermeldden namelijk in de bureucratische slotzin van het vonnis, het zogeheten “dictum”, dat is beslist als goede mannen naar billijkheid.
Boskalis heeft in opdracht van de provincie, na een openbare aanbesteding, in 2012 en 2013 de provinciale weg N207 verdubbeld. Op de rijbanen is een deklaag van steenmastiekasfalt aangebracht. In september 2013 zijn in het nieuwe wegdek donkere, zogenoemde vette plekken aangetroffen.
Dat leidde tussen partijen tot een geschil. Hierbij heeft de provincie zich op het standpunt gesteld dat sprake was van ‘onvoldoend werk’ in de zin van paragraaf 6, zevende lid, van de toepasselijke Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989, hierna ‘de UAV 1989’, en dat Boskalis de aangebrachte deklaag daarom op eigen kosten diende te vernieuwen.
Als het appelscheidsgerecht inderdaad heeft beslist ‘als goede mannen naar billijkheid’ zoals in het dictum van het appelvonnis uitdrukkelijk vermeld, zou het een onjuiste beoordelingsmaatstaf hebben toegepast en zich hierdoor niet aan zijn opdracht hebben gehouden. Een zodanig niet houden aan de opdracht is van ernstige aard, zoals bedoeld in artikel 1065, vierde lid, Rv, en zou dus een grond tot vernietiging van het appelvonnis opleveren. Uitgaande van de juistheid van de vermelding in het dictum van dat vonnis moet daarom de aanwezigheid van een vernietigingsgrond worden aangenomen.
Scheidsgerecht
De Raad van Arbitrage is een scheidsgerecht dat bevoegd is te oordelen over bouwgeschillen. Maar die bevoegdheid is blijkbaar niet vanzelfsprekend. Het Gerechtshof tikt de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven flink op de vingers om deze formaliteit. Deze slotzinnen zijn volgens de rechter afkomstig uit eerdere arbitragereglementen. In eerdere arbitragereglementen is die maatstaf ‘als goede mannen naar billijkheid’ het uitgangspunt voor de beoordeling door arbiters, ook in een arbitraal hoger beroep.
Het Gerechtshof concludeert:
“Bij ongewijzigde toepassing van het bepaalde in paragraaf 49, tweede lid, van de UAV 1989, zou gelet op de datum waarop de provincie na aanbesteding de opdracht aan Boskalis heeft verleend, het appelscheidsgerecht overeenkomstig een van die eerdere arbitragereglementen hebben moeten beslissen, namelijk overeenkomstig het reglement zoals luidend ‘drie maanden voor de dag van aanbesteding’. Dat reglement was echter niet van toepassing, nu partijen de toepasselijkheid van het – latere – arbitragereglement 2015 zijn overeengekomen.”
Het is alleen niet zo dat Boskalis nu gelijk krijgt in zijn verdediging dat de toepassing van het bitumen precies zo geleverd is als volgens bestek gevráágd. De arbiters vonden zowel in eerste aanleg als beroep, dat het niet was wat de provincie mocht verwachten.
Het hof neemt dat in zijn geheel over, zonder -zoals zo vaak- in te gaan op de inhoud van de zaak. De rechters doen, wat rechters in Nederland altijd doen, niet naar de inhoud kijken maar alleen naar formaliteiten van de procesgang. Zo kun je de partijen alle kanten op verwijzen tot het probleem zichzelf heeft opgelost en de persoon met het gelijk aan zijn zijde, met een lege portemonnee achterblijft. Zo wordt het strijden om een postmoderne Vrouwe Justitia opgegeven; zonder dat er ooit een rechter inhoudelijk beslist of asfalt nu donkere plekken mag hebben of niet.
“Dit geeft de kern weer van het oordeel van het scheidsgerecht in eerste aanleg, die het appelscheidsgerecht in zijn vonnis heeft onderschreven met twee toevoegingen: Boskalis heeft niet ‘geleverd’ wat de provincie mocht verwachten en de precieze oorzaak van de vette plekken kan in het midden blijven.”
Volgens het Hof hoefden de arbiters daar niet op in te gaan. Wel schorst de rechter het geding voor een termijn van drie maanden om het appelscheidsgerecht in staat te stellen de onder 4.6 genoemde grond tot vernietiging [dat is het goede mannen zinnetje]; ongedaan te maken.
Daar komen die arbiters dan nog mooi mee weg. Drie hele maanden om een stom zinnetje een beetje bij te werken. Het hof memoreert namelijk eerder in de uitspraak dat het appelgerecht zich niet heeft gehouden aan zijn eigen opdracht en dat dit een grond tot vernietiging van het appelvonnis zou moeten opleveren (Art. 1065 Rv).
Bron: ECLI:NL:GHAMS:2018:4323 Gerechtshof Amsterdam, 27-11-2018, 200.218.425/01 28 november, 2018
Fragment:
Black spots in het verkeer aanpakken, maar dan anders