Start wint aanbesteding treinlijn Eindhoven Düsseldorf

De openbare aanbesteding van de grensoverschrijdende treinverbinding tussen Eindhoven en Düsseldorf (de Regionaal Expres 13) door het Verkehrsbund Rhein Ruhr (VRR) is afgerond en de voorlopige gunning van de concessie heeft plaatsgevonden. De concessie is gegund aan de nieuwe vervoerder Start, een dochteronderneming van Deutsche Bahn.

Dat blijkt uit een kamerbrief van de Staatssecretaris Steven van Weyenberg van Infrastructuur en Waterstaat, van 14 december 2021.

Tot 24 december kan er nog bezwaar gemaakt worden tegen het besluit. Daarna is de gunning definitief en zal het vervoerscontract met een looptijd van 14 jaar worden gesloten. Onlangs al was de Kamer geïnformeerd over het advies van VRR om de start van de indienststelling, vanwege het indirecte effect van de COVID-19 crisis op tijdige levering van materieel, een jaar uit te stellen naar eind 2026.¹ Dit advies heeft de staaatssecretaris gesteund. Van Weyenberg is blij dat het jaar uitstel heeft geleid tot een bod passend binnen het voorziene budget.

Na de definitieve gunning zal Start vanaf december 2026 een directe dagelijkse uursdienst tussen Eindhoven en Düsseldorf gaan verzorgen. Reizigers vanaf Eindhoven Centraal kunnen dan elk uur met een directe verbinding vanaf half 6 in de ochtend tot half elf in de avond naar Düsseldorf en terug reizen. In het weekend start de dienst een uur later. Voor reizigers tussen Eindhoven en Düsseldorf levert dit een kwartier reistijdwinst op en is een overstap op station Venlo niet langer noodzakelijk.

De staatssecretaris vindt de treinverbinding met Duitsland een stap op de goede weg:

Hiermee wordt een mooie stap gezet in de verbeteringen voor de internationale treinreizigers.

Ondertussen werkt ProRail aan de benodigde infrastructurele maatregelen voor deze treindienst, zoals snelle wissels bij station Eindhoven Centraal en een perronverlenging op station Venlo. Conform planning is voorzien om medio 2022 de voorkeursbeslissing op het infrastructuurontwerp te kunnen nemen.

Bron: Kamerstukken II 2021/22, 29984, nr. 952