Voorzieningenrechter verbiedt gunningsbeslissing lichtarmaturen Epe
De voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland heeft een voorlopige gunningsbeslissing van de Gemeente Epe vernietigd. Reden is dat een (vermeende) ongeldigheid van een inschrijving pas na de gunningsbeslissing is opgemerkt. Als de opdracht alsnog moet worden gegund moet Epe het heraanbesteden.
De gemeente Epe had een opdracht uitgeschreven voor de vervanging van verlichting. Een van de subgunningscriteria uit het bestek had betrekking op de inzet van een botsabsorber. De inschrijver moest:
Aantonen en inzichtelijk maken welke (publicatie 96b + aanvullende verkeersmaatregelen waar, botsabsorber) wanneer en voor hoelang genomen worden.
Bij de inschrijving van de deelnemer vraagt de gemeente “Kunt u aangeven of bij alle verkeersmaatregelen die u in uw inschrijving heeft opgenomen een botsabsorber wordt toegepast?” en de inschrijver geeft aan op welke wegen dit het geval is, te weten bij 80km-wegen. Op 21 februari bericht de gemeente hoe de beoordeling is uitgevallen.
De gemeente bericht dan, op 7 april, dat de inschrijving in februari ten onrechte geldig is beoordeeld. Gegeven de aanvullende informatie had de inschrijving als in strijd met de criteria voor een botsabsorber, terzijde moeten worden gelegd. De gemeente wil altijd een botsabsorber.
Gelet op dit door u gegeven antwoord menen wij dat we uw inschrijving in eerdere instantie ten onrechte als geldig hebben beoordeeld. Immers, in par. 6.1, p. 10 Inschrijvingsleidraad (hierna; IL) is in het kader van het subgunningscriterium ‘verkeersmaatregelen’ uitdrukkelijk bepaald dat de inschrijvers, om de minimale waarde van een 6 te behalen, de maatregelen volgens het Bestek moeten aanbieden/toepassen, waarbij wordt verwezen naar (CROW-) ‘publicatie 96b + botsabsorber’.
De gemeente trekt daarop de voorlopige gunningsbeslissing in en gunt opnieuw.
Omdat dit een nieuwe/aanvullende relevante reden voor onze gunningsbeslissing is, zien wij ons tevens genoodzaakt om tot intrekking van onze eerdere gunningsbeslissing van 21 februari jl. over te gaan (…) en deze te vervangen door de onderhavige nieuwe voorlopige gunningsbeslissing, inclusief nieuwe, volledige stand still-termijn van 10 kalenderdagen, zoals opgenomen in par. 3.6 IL.
In tegenstelling tot de gemeente komt de Voorzieningenrechter tot de conclusie dat de inschrijving helemaal niet ongeldig is, alleen vanwege de botsabsorber.
Wat hiervan verder ook zij, kennelijk heeft de gemeente naar aanleiding van deze situatie besloten om in afwijking van de standaard CROW-richtlijn overal in haar gemeente een botsabsorber in te zetten. Dit kan echter niet evident worden afgeleid uit genoemde aanbestedingsstukken.
Bovendien heeft de gemeente, door het antwoord niet verder uit te vragen en als voldoende helder te beschouwen, zichzelf in de voet geschoten. Doordat de gemeente zelf naar aanleiding van de aanvullende opmerking besloot dat het antwoord helder was en geen aanvullende vragenronde nodig was, kan een beroep op het Grosmann-verweer (dat de inschrijver tijdig moet klagen) niet opgaan.
De gemeente heeft echter een nadere vragen-/inlichtingenronde niet noodzakelijk geacht, zo volgt uit het antwoord op een vraag van een van de inschrijvers in de Nota van Inlichtingen: “Ondanks het aantal gestelde vragen geeft de inhoud van de vragen en daaruit voortkomende wijzigingen naar de mening van de opdrachtgever geen aanleiding tot het faciliteren van een extra ronde voor het verstrekken van inlichtingen.” Er was dan ook geen mogelijkheid voor [eiser] om naar aanleiding van het bewuste antwoord van de gemeente om nadere verduidelijking te verzoeken. Van ontijdig klagen is dan ook geen sprake.
Zie verder:
http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBGEL:2017:2447