Heerlen e.o. gaat door met aanbesteding Basishulp Jeugd – Aanbestedingsnieuws

Heerlen e.o. gaat door met aanbesteding Basishulp Jeugd

De gemeenten Heerlen, Landgraaf en Voerendaal kunnen op de ingeslagen weg verder met de aanbesteding Basishulp Jeugd. Dit blijkt uit de uitspraak van de Rechtbank op het kort geding, dat was aangespannen door een aantal aanbieders van jeugdhulp. Samen met Parnassia hadden de Limburgse jeugdorganisaties een kort geding aangespannen omdat de aanbesteding niet proportioneel zou zijn.

De rechtbank heeft 2 juli 2018 uitspraak gedaan en de jeugdhulpaanbieders in het ongelijk gesteld. Namens de drie gemeenten laat Jordy Clemens, wethouder Jeugd van Heerlen, weten blij te zijn met de uitspraak van de Rechtbank.

“Deze uitspraak van de rechter zien wij als een bevestiging van onze aanpak van de aanbesteding van onze Basishulp Jeugd. Hierdoor kunnen we doorgaan op de ingeslagen weg en een kwalitatief goed georganiseerde jeugdhulp organiseren.”

De rechter is van oordeel dat de opdracht en het bijbehorende budget goed onderbouwd zijn en dat de verdeling van risico’s tussen opdrachtnemer en opdrachtgever met de door de gemeenten gegeven argumentatie voldoende is. Bovendien kon Heerlen e.o. volstaan met verwijzen naar het Significant-rapport, dat in een eerdere uitspraak juist omstreden was.

In het arrest van het gerechtshof Den Haag van 14 februari 2017, waarin een met deze aanbesteding vergelijkbaar geval is voorgelegd, heeft het hof geoordeeld dat een reële allocatie van risico’s met zich brengt dat op voorhand duidelijkheid moet worden gecreëerd over de vraag hoe wordt omgegaan met een niet aan de opdrachtgever te wijten overschrijding van het (plafond)budget. Er moet sprake zijn van een proportionele allocatie van risico’s tussen partijen.

Was het nu in het geval Heerlen duidelijk hoe om te gaan met het plafondbudget? Dat hadden de jeugdzorgverleners dan beter moeten aantonen. De rechter overweegt dus, dat de jeugdzorgverleners niet of onvoldoende hebben duidelijk gemaakt, dat het voor hun niet duidelijk was. De bewijslast voor dat het niet duidelijk is hoe met de plafondbudgetten wordt omgegaan, ligt dus duidelijk bij de jeugdhulpverleners en niet bij de gemeenten.

Volstaan met een enkele verwijzing naar het eerder ondergraven rapport van Significant dat is opgesteld door de VNG, dat kan niet.  De gemeente kan overigens wél volstaan met bewijsloos stellen aan de hand van het Significant-rapport, dat er een vraag-terugval is door een eerdere bubbel in de niet-representatieve jaren van stelselwijziging (2015-2017).

In de eerdere zaak in Den Haag was ook een plafondbudget gesteld dat eveneens gekoppeld was aan een bezuiniging. Daar verwezen de gemeenten naar een rapport van Rebel waaruit bleek dat Rebel ten onrechte veronderstelde dat na-onderhandelen bij een overschrijding nog mogelijk was .

Om het nog wat juridischer toe te spitsen pakt Aanbestedingsnieuws de uitspraak er even bij.

4.17

De Gemeentes zijn van mening dat de jaren 2015 en 2017 geen betrouwbare cijfers opleveren. In 2015 is – kort gezegd – sprake van een transitiejaar vanwege de stelselwijziging in het sociale domein en de jeugdzorg. In 2017 is – kort gezegd – gebleken dat het arrangementensysteem tot perverse prikkels en dubbelingen leidt (“bubbel” in woorden van de Gemeentes). De Gemeentes stellen dat het nemen van het gemiddelde over de drie jaren het meest aan de markt tegemoet komt, omdat de gemiddelde kosten hoger liggen dan het wél representatieve jaar 2016. De Gemeentes merken op dat het tot irreële stijgingen van het budget leidt, indien 2017 tot ijkjaar wordt genomen en wordt uitgegaan van een lineaire toename van de kosten van jeugdhulp. De Gemeentes betogen dat weloverwogen voor een nieuwe vorm van sturing is gekozen, die uitgaat van te behalen maatschappelijke effecten en resultaten. Zij stellen dat ten opzichte van het tot op heden gehanteerde systeem naar verwachting doelmatigheidsverbeteringen kunnen worden gerealiseerd. Een deel daarvan kan al in 2019 worden gerealiseerd bij een goede voorbereiding tijdens de aanloopperiode na opdrachtverlening.

4.18.Het standpunt van de Combinatie dat het opnemen van twee onbetrouwbare jaren in de berekening twijfel doet rijzen over de betrouwbaarheid van het plafondbedrag is niet navolgbaar. Er is niet gesteld, maar ook niet gebleken dat er andere (relevante) cijfers zijn. Ook maakt de combinatie niet aannemelijk dat, gelet op de stellingen van de Gemeentes, de cijfers van 2017 op zichzelf beschouwd, gelet op de zorgvraag, wel de juiste, gewenste kosten(structuur) al weerspiegelen. Het enkele betwisten van de “bubbel”-toelichting, omdat de effecten daarvan niet inzichtelijk zijn, is in dat verband onvoldoende. Er moet bovendien vanuit worden gegaan dat daadwerkelijk is afgerekend binnen het arrangementenstelsel. Niet, althans onvoldoende weersproken, is dat er, gelet op de budgetten en aantallen van 2015, 2016 en 2017, zoals vermeld in bijlage 7, per definitie sprake van een (gemiddelde) reële prijs, zoals de Gemeentes naar voren hebben gebracht. Hetgeen door de Combinatie is opgemerkt over het niet naleven van de eigen jeugdhulpverordening door de Gemeentes snijdt geen hout. Er wordt immers lumpsumbekostiging gehanteerd op basis van die historische prijzen. Niet gesteld noch gebleken is dat bij de kostprijsbepaling in het verleden het betreffende artikel uit de jeugdhulpverordening niet, of niet correct is toegepast. Voor zover de Combinatie stelt dat het plafond niet reëel is, omdat uit niets blijkt dat de zorgvraag zal afnemen en juist door in Zuid-Limburg gekende multiproblematiek toeneemt, zij opgemerkt dat de Gemeentes inzetten op het voorkomen van een beroep op de jeugdzorg (preventie) en het oplossen van de “bubbel”. Het rapport van Significant dat de Gemeentes als onderlegger hanteren en dat door de Combinatie als zodanig niet is weersproken, geeft aan dat dit met de juiste interventies een reële verwachting is. De cijfers in bijlage 7 dienen, gelet op de toelichting onder de tabellen, om de inschrijver een gevoel te geven bij de aantallen waar het om gaat. Ook de aantallen overgangscliënten 2017-2018 zijn in dat verband ter beschikking gesteld. Onweersproken is dat de kosten die voortvloeien uit nog in 2019 doorlopende trajecten zijn meegenomen in de berekening van de lumpsum en zullen worden verrekend (zie de eerste Nota van Inlichtingen, vragen 95 en 162).

4.19.De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gemeentes voldoende (cijfermatige) informatie hebben verschaft, zodat elke redelijk geïnformeerde en normaal zorgvuldige inschrijver in staat is om de samenstelling en hoogte van de plafondbedragen op een zelfde wijze te kunnen doorgronden. De Combinatie heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gemotiveerde keuzes die door de Gemeentes zijn gemaakt tot irreële plafondbedragen leiden, althans dat op voorhand al zonder meer duidelijk is dat deze plafonds ontoereikend zullen zijn.

 

Zie ook de aanbesteding van de Basishulp Jeugd die is gepubliceerd op Tenderned. Belangstellende organisaties kunnen zich nog via de aanbesteding inschrijven. De deadline om in te schrijven is over 2 dagen: 6 juli 2018. De definitieve gunning volgt begin september, dan is de nieuwe contractpartij bekend die vanaf 1 januari 2019 de Basis Jeugdhulp gaat organiseren.

Interessant is vooral bijlage 7 van de aanbesteding, ook de uitspraak verwijst daarnaar. Daaruit blijkt dat er bijvoorbeeld in Heerlen voor het logeren in 2015 nog sprake was van 38 cliënten. In 2016 loopt dat op naar 92 en in 2017 stagneert het op 91. Wanneer je van die drie jaar een gemiddelde neemt kom je op 73,67 klanten. Dat wil echter niet zeggen dat je in 2018 niet evengoed kan extrapoleren naar 90 of 95 logeés, waarvan er dan 17,3 onbekostigd zijn. Het kan ook zijn dat er een paar duizend huizen is bijgebouwd en naburige gemeenten in gefuseerd waardoor er ineens een grote toename is.
Bij de ambulante arrangementen is een vergelijkbare stijging van 1736 naar 1970 naar 2438. De gemiddelden verlopen dan heel grillig. Zonder verdere kennis valt er dan geen slag naar te slaan hoe die trend doorzet.

Een gemiddelde afname kan een gemeente dus bewijsloos verwachten, terwijl de jeugdzorgverleners zich dus er cijfermatig in moeten redeneren waarom een extrapolatie logischer is. Dat is alleen al eigenaardig, omdat de jeugdzorgverleners naar alle waarschijnlijkheid meer inzicht hebben dan de gemeente, in de patiëntendossiers. Maar daarnaast is in de zorg de stagnatie en beperkte groei logischer te verwachten dan een plotselinge grote toe- of afname.

Opvallend is de uitspraak van de rechter. “Er is niet gesteld, maar ook niet gebleken dat er andere (relevante) cijfers zijn.”

Vreemd want het bezwaar van de zorgverleners is nu juist dat de toekomst wordt voorspeld aan de hand van het gemiddelde een tabel van 3 jaren. Of je dan uitgaat van een gemiddelde of van een extrapolatie, dat doe je allebei aan de hand van diezelfde cijfers. Een prognose is niet afhankelijk van het aantal eerdere jaren of betere data, maar van inzicht in de herkomst en betekenis van die cijfers. Als je 2014 erbij neemt, kan je op een totaal ander gemiddelde uitkomen maar dat wil niet zeggen dat je dan daarmee een betere voorspelling hebt van het aantal logees in 2018 omdat je van meer data bent uitgegaan.

Het enige -aan cijfers – wat je beter zou kunnen helpen met die prognose is de cijfers van 2018. Maar dat is dan natuurlijk geen prognose meer. Dat heb je met de toekomst, dat die achteraf nog het beste te voorspellen is. Het lijkt erop alsof de rechter er vanuit gaat dat een toekomstverwachting objectief uit een tabel cijfers te halen valt, waar je een prognose niet vaststelt op basis van de enkele cijfers alleen maar ook op basis van kennis over de cijfers, de herkomst ervan en achtergrond erbij. 27 jeugdigen is dat 27 jeugdigen of 1 keer 1 jeugdige die 27 keer naar het kastje van de muur is gestuurd? Naar je mag aannemen is het in de eerste instantie de zorgverlener die dat weet en niet de gemeente.

Oordeel inspecties

Overigens is in 2017 de jeugdzorg in Limburg als geheel niet toereikend geweest. Het ontbreekt de organisaties aan samenwerking. Dat oordeelde zowel de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd i.o. en de Inspectie Justitie en Veiligheid net deze week over Bureau Jeugdzorg Limburg en de bijzondere opvang Sint Joseph in het nabijgelegen Cadier en Keer. Aanleiding is de zelfmoord van een jeugdige die bij gebrek aan passende hulpverlening verbleef op een gesloten plek bij SJSJ Icarus. Het jeugdhulpveld als geheel heeft gefaald in het bieden van passende hulp aan een 16-jarige jongen in Limburg, concluderen de beide inspecties.

Dat inspectie-oordeel weerhoudt Heerlen, Voerendaal en Landgraaf niet van het geven van lucht aan de behandelaars in moeilijke marktomstandigheden. De gemeenten gaan gewoon voort op de ingeslagen weg.

Zie ook: https://www.telegraaf.nl/nieuws/2251849/hulpinstanties-overleden-jongen-faalden

[bol_product_links block_id=”bol_5b3e8b68deeb1_selected-products” products=”1001004002624107,9200000026342488,1001004006852037,1001004002503095,1001004004550193,1001004001533989,9200000049622921″ name=”jeugd” sub_id=”jeugdzorg” link_color=”003399″ subtitle_color=”000000″ pricetype_color=”000000″ price_color=”CC3300″ deliverytime_color=”009900″ background_color=”FFFFFF” border_color=”D2D2D2″ width=”400″ cols=”2″ show_bol_logo=”1″ show_price=”1″ show_rating=”1″ show_deliverytime=”1″ link_target=”1″ image_size=”1″ admin_preview=”1″]

 

 

 

 

 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *