D66: “Meer gewicht voor de milieukostenindicator” – Aanbestedingsnieuws

D66: “Meer gewicht voor de milieukostenindicator”

D66-kamerlid Jessica van Eijs heeft een motie ingediend om de MKI, dat is een milieukostenindicator, meer gewicht toe te kennen. Dat gewicht moet het blijkens de motie blijkbaar hebben van meer onderzoek. De motie is 30 juni 2020 bij de kamer voorgesteld. MKI is een algemene naam, voor meerdere rekenmethodes. Dubocalc is er een van, die rekenmethodes om de milieueffecten te berekenen.

De motie roept op:

nog dit jaar te onderzoeken hoe de MKI-waarde zwaarder kan worden meegewogen in het aanbestedingstraject van Rijkswaterstaat, en de Kamer daarover te informeren;

“HOE”, dus. Er is geen keuze of er is alleen maar een keuze hoe. Dat plaatst al een hypotheek op de mensen die de opdracht ooit zouden moeten uitvoeren. Herkenbaar van thuis als je je dochter instrueert dat er geen keuze is of zij de afwas gaat doen maar hoe snel…

Zoals Aanbestedingsnieuws al vaker schreef, kunnen milieukosten-calculaties niet het hele project in kaart brengen. Ook de gevolgen van het project worden niet meegenomen. Wat wordt er dan wel meegenomen, nu wat berekenbaar is. Dat is dus op zich nuttig, maar niet per se, afhankelijk van hoe het gebruikt wordt. Er werd tenminste in het verleden bijvoorbeeld gekeken naar of er minder CO2 vrijkomt bij een weg van beton ten opzichte van een weg van asfalt. Of dat er een asfalteermachine rijdt op biodiesel.

©Rijkswaterstaat/ Cenosco 2010, bron TenderNed.

De langere termijn is een factor koffiedik, dus dat weegt niet mee. Het kijkt ook niet naar de gevolgen van de coronacrisis of slijtage na afloop van de projectperiode. Het kijkt niet naar wat je het beste kan doen. Een MKI is geen ethicus. Dubocalc kijkt dus niet naar de noodzaak van een extra weg, of de gekozen aanpak. Bovendien deed de Commissie MER dat al. Het is een excelsheet.

De MKI van Rijkswaterstaat, Dubocalc dus, is inhouse ontwikkeld door Rijkswaterstaat zelf en softwarebureau Cenosco via een concessie onder het BAO in 2012 en daarna in 2019 na kritische kamervragen in beheer gegeven aan RoyalHaskoning . Ongeveer op dezelfde manier als waarop RoyalHaskoning ook de PIANOo productcriteria beheert, waarmee je kan kijken waar je in te kopen goederen, diensten en adviezen aan moeten voldoen om milieuvriendelijk in te kopen.

Zie eerder: http://www.aanbestedingsnieuws.nl/mvi-productcriteria-geactualiseerd/ waaruit je kon concluderen dat je project volgens de tool van Royal Haskoning pas echt groen is als je een vakbekwame projectmanager hebt benoemd.

De beperkingen van een calculus als ethisch instrument, kunnen dus best nadelige gevolgen hebben. De MKI kan worden ingezet als “smoesje”, bijvoorbeeld bij een vreselijk onduurzaam project. Of dat er door de kosten verbonden aan de adviseurs van de MKI, geen enkele ruimte meer is om een boomkweker in te schakelen. Bijvoorbeeld in dat laatste geval levert een MKI-benadering juist een verslechtering voor het milieu op.

Een zo’n duidelijke verslechtering van het milieu bij een “duurzame aanbesteding” met de “milieukostenindicator” was het geval bij de A6 waar 31 hectare werd omgekapt. Zie eerder: Rijkswaterstaat: duurzaam inkopen loont De waarde van een boom staat dan ook niet in de MKI, die is niet kwantificeerbaar. Het is niet alleen de CO2-opname maar ook de biotic pump  afkoeling van de lucht en de capillaire werking op het grondwater en het schilderachtige uitzicht.

De MKI is dus geen panacee voor alle wereldproblemen. Een ethische afweging wat je het beste kan doen, zit hem niet alleen in wat je wel kan uitrekenen, maar vooral ook in wat je niet kan uitrekenen. Anders was het probleem er al niet als ethisch probleem. Integriteit is geen sommetje. Al moet je soms 1 en 1 bij elkaar kunnen optellen.

Bron: Kamerstukken II 2019/20, 32853, 126

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32852-126.html

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *