CBB bevestigt ACM-veroordeling thuiszorgorganisaties voor kartelverbod
In een uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft de rechter bevestigd dat het ACM een boete mocht opleggen aan een appelante en een Friese thuiszorg-organisatie. Zij hebben zich schuldig gemaakt aan verboden afstemming van gedragingen, voor het inschrijven op een aanbesteding. Zij hebben elkaar inzage hebben verschaft in het te voeren inschrijf- en prijsbeleid bij de aanbestedingen in Zuidoost Friesland.
Dat overleg zou zijn gebeurd, in de periode van juli tot en met oktober 2006, toen ze onderling intensief contact hebben gehad over de aanbestedingen in Friesland, waarbij zij elkaar inzage hebben verschaft in het te voeren inschrijf- en prijsbeleid bij de aanbestedingen in Zuidoost Friesland. Dat was tijdens werkgroepen, die waren opgericht om de overgang van huishoudelijke hulp naar de gemeenten de aanbestedingen procesmatig voor te bereiden. Toen heeft de appelante laten weten één vaste prijs te hanteren voor alle aanbestedingen.
Het CBB concludeert in navolging van het ACM dat er een felle concurrentiestrijd is op the thuiszorgmarkt voor Zuidoost-Friesland.
Niet in geschil is dat appellante voorafgaand aan de aanbestedingen in Zuidoost Friesland de zittende aanbieder was met verreweg het grootste marktaandeel. Gezien het voordeel dat appellante als grote zittende aanbieder had op het punt van de kwalitatieve gunningscriteria, verkeerde zij bij aanvang van de aanbestedingen in een sterke uitgangspositie. Anders dan appellante betoogt, valt niet in te zien dat zij in deze positie de meeste concurrentiedruk ondervond van de reeds in de betreffende gemeenten gevestigde kleinere aanbieders. (6.2.4)
Onder meer het verweer van de appelante dat als ze had ingeschreven met een lagere prijs, dat dan de kwaliteit ook omlaag zou zijn gegaan, dat kan het CBB niet volgen:
Dat een lagere prijs gepaard zou zijn gegaan met een lagere kwaliteit, zoals appellante betoogt, volgt het College niet. ACM betoogt terecht dat een prijsopdrijvend effect ten gevolge van een afstemming in de regel juist niet gepaard gaat met een navenante kwaliteitsstijging. Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan dan ook niet worden volgehouden dat in de rede ligt dat een lagere prijsstelling (ten opzichte van de prijs die resulteerde na afstemming) gepaard zou zijn gegaan met een kwaliteitsdaling. (6.2.7)
Het had volgens het CBB voor appellante duidelijk moeten zijn dat het bij een aanbesteding niet is toegestaan om tussen concurrenten informatie over het voorgenomen inschrijf- en prijsbeleid uit te wisselen. Om diezelfde reden vormt ook de onbekendheid met het fenomeen aanbesteden geen reden om de boete verder te verlagen.
*de nummers verwijzen naar de genummerde overwegingen in de uitspraak.